dag

Ik schuif de gordijnen open. Een waaier van kleuren ontvouwt zich, van wit tot zwart, van hemelsblauw tot loodgrijs. In het oosten komt de zon op, het streepje hemel boven het huis van Gerrit met een wolkje erlangs getuigt er van. In het westen is de lucht loodgrijs, alsof het nog lang geen dag is. Daartussen alle schakeringen: roodgrijs, groengrijs, bruingrijs, paarsgrijs, violetgrijs. Ik roep Sjoerd, kom eens kijken, voor je het weet is het weer anders. En ja, het is dadelijk weer anders, de magie is er zó van af.
De dingen. Krantje halen in het ene dorp, hondenvoer in het andere, kerstboom halverwege. Wordt thuisbezorgd. ‘We zetten hem wel op de oprit’. Koffie drinken bij Alie en Louis, snert eten bij de Kerstfair.

Anjo komt een kar vol hout brengen. Even doorpakken, ik wil het voor de volgende bui gestapeld hebben. Sjoerd en Tammo maken een flinke wandeling, buitenom richting Pieterburen, langs de oude dijk terug. Gauw een uur. Ik stapel. Een kruiwagen vol naar de woonkamer. De kachel moet aan!

Als-ie brandt, en de appeltaart (weer van Bramley’s  Seedlings) staat in de oven, en alles mengt zich met de geur van natte hond, dan ruikt het in huis naar gezellig. Om kwart over negen nog gauw even een puntje proeven, warm, tussen de kluwens kerstboomlampjes. Nou vooruit dan. Mmmm.

Reageren is niet mogelijk